28 november 2007

Kansenzones.

Beleidsmakers hebben het tegenwoordig over een ‘kansenzone’ wanneer ze een achterstandsgebied bedoelen. Achterbuurten worden gezien als ontwikkelingsgebieden waarin kan geïnvesteerd worden (lees: vele extra miljoenen kunnen gepompt).

De economische bedrijvigheid wordt in dergelijke achterstandswijken gestimuleerd door allerlei maatregelen (bijvoorbeeld: het belastingvrij van start gaan; soepele wetgeving enz.). Wie bedrijven naar een sjofele buurt wil lokken doet dit veel beter door deze buurt te camoufleren als een ‘kansen­zone’. Dit eufemisme werd reeds gesignaleerd door Frank Jansen in Onze Taal, januari 1997. Men spreekt ook wel over een ‘economisch stimuleringsgebied’. In Amerika worden midden- en kleinbedrijven naar de arme binnensteden gelokt met zgn. ‘empowerment zones’. In Vlaanderen gebruikt men het eufemisme ‘herwaarderingsgebied’.

25 november 2007

Dappere dodo.

‘Waarschijnlijk heeft een of andere dappere dodo bij de eindredactie van Het Parool die naam voor mij verzonnen. Niet erg creatief.....’, stond er een paar jaar terug in het tijdschrift HP/ De Tijd.
De uitdrukking ‘dappere dodo’ is vooral populair geworden dankzij de kinderserie ‘Dappere Dodo’ (een creatie van marionettenspeler Bert Brugman) die op 3 februari 1955 bij de KRO van start ging.
Deze tv-serie verdween pas in 1964 na 75 afleveringen van het scherm. Het kinderkoor De Karekieten vertolkten het lied van Dappere Dodo. De beginregels klonken zo: ‘Jongens, meisjes, kijk nu goed / Wat die dapp’re Dodo doet.’ Figuren uit de televisiereeks waren Opa Buiswater en juffrouw Vulpen.
Tegenwoordig is ‘dappere dodo’ een populaire bijnaam voor iemand die op een sullige manier probeert dapper te zijn. Deze dodo heeft niets te maken met de gelijknamige uitgestorven walgvogel, die een dot veren aan de aars heeft en er vrij dom uitziet. De naam werd door tekstschrijver Fred Bredschneyder ontleend aan een boek over heiligen, waarin onder anderen een zekere Sint-Dodo van Asch voorkwam.

19 november 2007

Dozenschuivers.

In de computerbranche noemen we een handelaar die of een bedrijf dat enkel apparatuur (hardware) levert maar geen service biedt, smalend een ‘dozenschuiver’.

De term wordt tegenwoordig veel algemener gebruikt, bijvoorbeeld met betrekking tot tv-omroepen: “Door falend overheidsbeleid is de omroep verworden tot een doorgeefluik. "Ze maken weinig programma's zelf meer; het zijn dozenschuivers geworden,' zegt Nico van Eijk. (Algemeen Dagblad).

10 november 2007

Zijn er nog aso's in de zaal?

Een aso is een persoon die zich asociaal gedraagt; meestal iemand uit de onderklasse. In Vlaanderen is dit scheldwoord nauwelijks bekend, in Nederland des te meer.

We hebben het wellicht midden jaren tachtig van vorige eeuw ontleend aan het Duits. Het woord is vooral populair onder jongeren, politiemensen en welzijnswerkers.
In 2003 werd op 36 scholengemeenschappen in Nederland de zgn. aso-test gebruikt. Deze test bestaat uit een hip vormgegeven cd-rom waarmee jonge gebruikers confronterende vragen krijgen voorgeschoteld over gedragsvormen op school en in het verkeer, en ook over zaken als heling. Bijvoorbeeld: Steek je je middelvinger op? Koop je een mobieltje van dubieuze herkomst wanneer iemand je zegt dat het wel oké is? Wie bij deze test een score van ‘60 procent aso’ heeft, kan dan bestempeld worden als een hufter.
De extreem vervuilende terreinwagen (ook wel PC-Hoofttractor) wordt sedert 2004 vaak dysfemistisch een asobak genoemd, wellicht naar analogie van het oudere ‘pooierbak’ (opzichtige, veelal grote auto).

03 november 2007

Uitvlagoperaties.

In 1993 kwam de Belgische luchtvaartmaatschappij SABENA meermaals in het nieuws vanwege een nakend faillissement. Het noodplan voorzag in allerlei besparingen maar dit stuitte op zo’n weerstand van het personeel, met stakingen als gevolg, dat van dit voornemen maar werd afgezien. De geruchtenmolen had het vervolgens over een mogelijke fusie en dan eind 1993 dook plots het bericht op dat SABENA haar piloten zou uitvlaggen.
Een werkgroep van fiscale en juridische deskundigen binnen de maatschappij onderzocht de mogelijkheid om de piloten onder te brengen in een buitenlandse vennootschap, waardoor op de lonen minder sociale bijdragen zouden moeten betaald worden dan in België het geval is. Naast Engeland (bedoeld werd het fiscale paradijs Jersey, aldus De Morgen) weerklonk de naam Malta als mogelijke vestigingsplaats van de nieuwe dochtermaatschappij.
In 1995 schreef het weekblad Knack: De poging van Sabena om zijn piloten naar Luxemburg "uit te vlaggen", maakte een strijd om principes los. In de verte daagt de ekonomische jungle.

Juridisch is een dergelijke uitvlagoperatie mogelijk, al is het natuurlijk een mooi voorbeeld van een U-bochtconstructie (volgens Van Dale: een omweg waarmee men een wet wil omzeilen of controle van de overheid wil voorkomen).

Wellicht zullen de piloten geen loonverlies lijden, alleen is het nog niet zo duidelijk of dat ook voor het pensioen van de werknemer geldt. SABENA ontkende het mediabericht niet maar stelde dat er nog niets definitiefs was. Vakbonden en politici reageerden evenwel ontstemd.

Ondertussen werden we door de media vertrouwd gemaakt met het begrip uitvlaggen. Wie denkt dat dit verschijnsel zich alleen voordoet in de luchtvaart vergist zich. Eind 1993 meldde het Nieuwsblad Transport in Nederland dat een bepaald transportbedrijf van plan was de komende jaren een groot aantal van zijn 600 vrachtwagens uit te vlaggen naar buitenlandse vestigingen als de loonkosten in Nederland niet zouden dalen!

Het mag dus duidelijk zijn dat onder uitvlaggen moet verstaan worden: het uitbetalen van salarissen via een buitenlands filiaal om zo kosten te besparen. Het begrip is afkomstig uit de scheepvaart. Bij een goedkope vlag denken we natuurlijk dadelijk aan een vlag die ergens voor een spotprijsje gekocht werd, maar dat wordt hier geenszins bedoeld.

Een goedkope vlag noemt men in het Engels een flag of convenience (al gebruiken Amerikanen liever de term flag of necessity), in het Frans pavillon de complaisance, terwijl Duitsers het houden bij een billige Flagge.

Koopvaardijschepen kunnen zich laten registreren in een ander land dan datgene waartoe ze behoren, bv. Liberia, Panama, Costa Rica, Honduras, stuk voor stuk landen waar de internationale overeenkomsten over minimumlonen, arbeidsvoorwaarden e.d. voor zeelui niet gevolgd worden. Liberia heeft overigens de grootste koopvaardijvloot ter wereld.

De schepen varen dan onder een goedkope vlag, ook wel een gemaksvlag genoemd, d.i. de vlag van een land waar de kosten laag en de regels soepel zijn. Daardoor kunnen ze ook controle van hun eigen regering vermijden. Ze krijgen in feite een fictieve nationaliteit. Deze praktijk werd courant na de tweede wereldoorlog. Voor de reders is het een populaire vorm van kostenbesparing. Het is natuurlijk oneerlijke concurrentie met rederijen die hun personeel wel het volle pond betalen.