30 november 2008

Huisneger.

Ayman al-Zawahiri, grootinquisiteur en deskundoloog van Al Qaida, noemde de Amerikaanse president in spe, Barack Obama, onlangs een ‘huisneger’.
Wellicht was het baardmans zijn manier om Obama het graf in te prijzen. ‘House negro’ kan in de VS beschouwd worden als een zwaar beledigende term voor een zwarte huisbediende die steeds onderdanig is voor zijn blanke meesters. Ook de voormalige minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell en diens opvolger, Condoleezza Rice, zijn volgens Al-Zawahiri ‘huisnegers’.
Veel kans dat ‘huisneger’ de nieuwe editie van Van Dale haalt, al zal daar wel een waarschuwend label bij moeten. De samenstellers van dit woordenboek hebben immers vervelende ervaringen met de opname van dit soort termen.
Het woord ‘neger’ ligt ook in ons taalgebied erg gevoelig. De term slaat op iemand met een donkere huid, bruine ogen en zwart kroeshaar; een lid van het zwarte ras (oorspronkelijk uit Afrika). Aanvankelijk was dit woord erg normaal maar de laatste jaren wordt het meer en meer als racistisch beschouwd. Vooral in de Verenigde Staten is het politiek incorrect om iemand een ‘negro’ te noemen.
De 'Stichting Eer en Herstel Betalingen Slachtoffers van Slavernij in Suriname' eiste in Nederland zelfs dat Van Dale het woord ‘neger’ schrapte in zijn woordenboek. Dat gebeurde niet. Wel werd er in de veertiende uitgave het label ‘beledigend’ toegevoegd. Nog pejoratiever is nikker. In de hiphop scene heeft ‘nigger’ evenwel een comeback gemaakt. Daar is het als het ware een geuzennaam geworden.
De fabrikant van de ‘negerzoen’ (een zoetigheid die in 1920 werd bedacht door banketfabrikant B. Buys uit het Brabantse Oudenbosch.), overwoog begin 2006 onderzoek te laten doen naar de naamsgevoeligheid.
Het onderzoek zou volgen op een brief van de stichting eer- en herstelbetalingen slachtoffers slavernijverleden Suriname. ‘Negerzoen’ zou volgens deze stichting discriminerend zijn. Een alternatieve naam bedenken lijkt niet zo evident omdat het product onder deze naam al lang ingeburgerd is. In Frankrijk staat er inmiddels ‘bisous de mousse’ op de verpakking, maar op de kassabon lees je ‘têtes de nègre’.

‘Zwarte’ is een traditioneel eufemisme voor neger. Dit laatste woord is tot de taboesfeer gaan behoren. Het leek immers teveel op het Amerikaanse ‘nigger’, dat als scheldwoord beschouwd werd (vooral in het zuiden). Alhoewel, de laatste jaren wordt ook het woord ‘zwarte’ niet meer als politiek correct beschouwd. In de Verenigde Staten bestrijkt ‘black’ een heel spectrum aan (huids)kleuren, waardoor de term erg verwarrend overkwam.
Ook het gebruik van het bijvoeglijk naamwoord ‘zwart’ (van mensen met een zwarte huidskleur) ligt tegenwoordig gevoelig. Begin jaren negentig van vorige eeuw bedachten politiek-correcte Nederlanders dat de naam Zwarte Piet niet langer door de beugel kon. Het moest en zou een Bonte Piet worden. Achteraf is dat geen geslaagd alternatief gebleken want ‘Bonte Piet’ is nl. één van de benamingen van de scholekster. Verder slaat bont op een veelheid van kleuren. Pieten zijn echter niet gespikkeld. Daarom moest de Bonte Piet al gauw terug naar af.
In Den Haag mochten ‘zwarte scholen’ (voor kinderen met een zwarte huids­kleur of allochtonen) geen ‘zwarte scholen’ heten want ze hebben allemaal Nederlandse leerlingen. Discussies over de problemen van allochtone kinderen verzanden daardoor al snel in verwijten over discriminatie. Merkwaardig genoeg verkiezen sommigen de (ook meerdere ladingen dekkende) term ‘gepigmenteerd’ of houden het bij het stilaan ingeburgerd geraakte ‘Afro-Amerikaan’. Erg politiek correct is ook: ‘zwarte (mede)mens’.

26 november 2008

Zeilensnijders.

De transportsector kent nu ook zgn. ‘zeilensnijders’.
Dit zijn dieven die eerst een klein gat in het dekzeil van een vrachtwagen snijden om de lading te kunnen bekijken. Indien deze de moeite is, wordt ze overgeladen in een eigen wagen.
Naar schatting wordt jaarlijks 280 miljoen euro schade geleden door dit soort dieven. Om dergelijke misdaden tegen te gaan wil de Nederlandse politie een aantal geprepareerde vrachtwagens inzetten als lokwagens.

23 november 2008

Heidi-meisje.

Ik beken: ik heb nooit met Barbie’s gespeeld. Het weeskindje Heidi, dat werd grootgebracht door haar grootmoeder, heeft nooit deel uitgemaakt van mijn leefwereld. Maar toen ik in de krant de term ‘Heidimeisje’ las, wist ik meteen wat er mee bedoeld wordt.
Uiteraard slaat het woord op een onschuldig ogend meisje met vlechtjes, in een traditioneel Zwitsers kleedje. Naar het stereotiepe beeld van het gelijknamige meisje uit het populaire boek van Johanna Spyri (1827-1901). In 2006 schreef het Algemeen Dagblad:
“In de rij bij de ingang van Ahoy' staan vooral blanke begin-twintigers. Skibrillen op, sjalen om. Denk alleen nog de sneeuw en de bergen erbij en je waant je in een populair wintersportoord. Laat dat nou net de bedoeling zijn van de zogeheten après-skiparty die in Ahoy' wordt gehouden. Eenmaal binnen wordt dat wintersportsfeertje alleen maar sterker. Heidi-meisjes, broodjes beenham, dat werk.”
Waar ik me nog meer bij kan voorstellen is het ‘Heidipakje’: een seksueel prikkelend kostuum waarin de draagster eruit ziet als een onschuldig meisje.

16 november 2008

Hoe Bob de Bouwer de verkiezingen won.

We blijven nog even bij Obama. De afgelopen week ontspon zich op internet een discussie over de slogan ‘Yes, we can!’ Kun je die in andere talen vertalen? En hoe zit het dan in het Nederlands?
In wezen is ‘yes, we can!’ (let op het uitroepteken) de radicale ontkenning van iets dat iemand anders beweert. ‘Dat kunnen we wel’ of ‘we kunnen het wel’ zouden dan goede vertalingen zijn.
Er was de vraag of het Spaanse ‘Si se puede’ (Jawel dat kan) de slogan recht doet en daarover zijn de meningen verschillend. Een goede vertaling is meer dan alleen betekenis of woordverklaring. Veel dieper gaan we hier echter niet op in.
Interessanter vind ik de vraag of deze slogan nu echt zo nieuw is. De toekomstige president heeft ongetwijfeld knappe speechschrijvers in dienst. Ieder woord, iedere zin werd in de voorbije campagne afgemeten op gewenste en ongewenste effecten.
Maar misschien klonk de succesvolle slogan Amerikaanse kinderen helemaal niet onbekend in de oren. De grote kindervriend, Bob the Builder (bij ons Bob de Bouwer) roept al jaren tegen zijn kameraadjes ‘Can we fix it?’ Hierop wordt dan in koor geantwoord ‘Yes, we can!’
De kinderreeks ‘Bob de Bouwer’ ontsproot aan het brein van de Brit Keith Chapman, dezelfde Brit die destijds de Muppetkarakters bedacht. De serie verscheen in 1999 voor het eerst op de BBC en werd vrij snel populair in andere werelddelen. Wanneer Bob de Bouwer bij ons roept ‘Kunnen we het maken?’ dan luidt het antwoord ‘Nou en of!’
Wellicht is dit dan ook de perfecte vertaling van de slagzin. Omdat Obama twee jonge dochters heeft, is het niet denkbeeldig dat hij Bob ooit op teevee gezien heeft. Misschien moet Chapman maar eens zijn royalty’s gaan opeisen?

09 november 2008

Yes, we can!

‘Change’ en ‘Yes, we can’, dat waren de sleutelwoorden uit de succesvolle campagne van Barack Obama. Beloften die hij nu ook nog moet waarmaken.
Maar, beloften daar draait het nu éénmaal om in kiescampagnes. Met azijn kun je geen vliegen vangen. De huidige financiële crisis zorgde ervoor dat oorlogsheld McCain bijna niet aan bod kwam. Voor hetzelfde geld had Obama als thema ‘It’s the economy, Stupid!’ kunnen kiezen, maar die slogan werd al eerder gebruikt (in 1992) door Bill Clinton.
Na 1992 werd deze formule erg populair in de pers. Er doken allerlei varianten op zoals ‘It’s the Deficit, Stupid!’ Het woord ‘stupid’ (domkop) wordt in dit geval met een hoofdletter geschreven, als directe aanspreekvorm. In de VS gebruikten adverteerders veel vroeger (in de jaren zeventig) de zgn. KISS-formule, een acroniem van ‘keep it simple, Stupid!’ Of Obama’s slagzinnen even succesvol zullen zijn als die van Clinton moeten we nog afwachten. Vader Bush had in 1988 ook een mooie: ‘Read my lips, no new taxes’. Met deze uitspraak bezwoer George Bush zijn kiezers om tijdens zijn ambtstermijn geen verhoging van de (inkomsten)belastingen door te voeren. Ook deze uitdrukking werd snel opgepikt door anderen. Maar had papa Bush de slogan zelf bedacht? Natuurlijk niet. Ze werd in 1978 gebruikt als titel van een album van rockzanger Tim Curry, weliswaar in verkorte vorm: ‘Read my lips.’

Hoe zit het echter met politieke slogans in ons taalgebied? Van Leo Tindemans (Belgisch premier in twee regeringen) herinner ik mij vaag de slagzin ‘Met deze man wordt alles anders.’ Hoezo, anders?
De titel van een brochure uit 1989 van het Vlaams Belang (toen nog Vlaams Blok) was ‘Eigen volk eerst.’ Hierin verordonneerde Philip Dewinter dat de Vlaamse nationaliteit niet kan worden toegekend aan Vlamingen die schuldig worden bevonden aan `het ondermijnen in woord en geschrift of anderszins van de westerse cultuur, politieke, godsdienstige en filosofische tradities en geplogenheden'. Dewinter verklaarde achteraf ook dat het Verdrag van de Rechten van de Mens ondergeschikt is aan het principe van eigen volk eerst. Brochure en verklaringen lokten veel scherpe reacties uit. Al snel deden allerlei parafrases en toespelingen op deze slogan de ronde, de één al grappiger en bitsiger dan de andere.
Nee dan vinden we die van Jan-Peter Balkenende mooier: ‘Na het zuur komt het zoet.’ Daarmee wou de premier aangeven dat na een periode van bezuiniging een zorgeloze, welvarende periode kan volgen. Of hoe politici blijven geloven in sprookjes. Kent iemand nog andere politieke slogans uit het Nederlandse taalgebied?

02 november 2008

Kladderadatsch.

In de berichtgeving over de kredietcrisis viel meermaals het woord ‘Kladderadatsch’, dat net als Krach (zie mijn blog van 12 oktober) afkomstig is uit het Duits. Overigens kwam dit woord gedurende de laatste twee jaar maar liefst 73 keer voor in de digitale persdatabanken. Ik citeer een recent voorbeeld uit de Volkskrant van 20 september jl.: “Maar om een financiële kladderadatsch te voorkomen heeft de regering-Bush nu juist besloten tot een staatsinterventie die haar weerga niet kent.”

Kladderadatsch betekent –U raadt het al- totale inéénstorting, crash, tenminste in deze context. Vaak wordt het voorafgegaan door het bijvoeglijk naamwoord ‘grote’.
In ons taalgebied werd het woord al opgetekend in 1931. Het werd echter vooral populair in de jaren zestig (het hippietijdperk), toen drop-outs (in Nederland: provo’s) zich meer en meer begonnen af te zetten tegen de kapitalistische maatschappij die volgens hen op instorten stond. Tijdens de tweede wereldoorlog werd het wel eens gebruikt om de oorlog mee aan te duiden. Zo schreef Piet Bakker in zijn volksroman ‘Zo was het’ (uit 1962): ‘Stel eens, dat ik toevallig op Java zou zijn, en dat de grote kladdera­datsch begint ...’

In het Duits heeft het woord echter meerdere betekenissen, gaande van ‘chaos, debacle’ tot ‘schandaal’, ‘militaire nederlaag’ en ‘zootje’.
Het was de Duitse socialistenvoorman August Bebel (1840-1913) die de uitdrukking bij onze oosterburen populair maakte aan het eind van de negentiende eeuw. De stijgende werkloosheid, de verdere industrialisering en de grotere stakingsbereidheid waren voor hem tekens van de dreigende ineenstorting van de burgermaatschappij: de grote Kladderadatsch. Die crisis zou volgens hem de weg vrij maken voor het socialistische tijdperk. Het woord bestond echter al voordat Bebel van zich liet spreken, vooral als tussenwerpsel, in de zin van ‘bons, plof, smak’. Sinds ca. 1848 was Kladderadatsch ook de titel van een Berlijns weekblad. Meer dan waarschijnlijk is het ook een Berlijns woord. Wat men in Berlijn ‘Kladderadatsch’ noemde, werd in Wenen ‘Pallabatsch’ genoemd.