25 januari 2009

Operatie geslaagd, patiënt overleden.

“Maar op deze manier kunnen we over vijftien jaar vaststellen: operatie geslaagd, patiënt overleden. De staatsschuld zal dan verdwenen zijn, maar geen enkele collectieve sector overleeft dit ultrakrappe begrotingsbeleid van Zalm.”
Bovenstaande tekst haalden we uit Vrij Nederland van 19/02/2000.
Het cliché 'operatie geslaagd, patiënt overleden' wordt gebruikt m.b.t. een perfect georganiseerde ramp, wanneer een technisch succes uiteindelijk resulteert in een algemene mislukking of anders gezegd: wanneer iemand tenonder gaat aan zijn eigen succes. Iets kan technisch goed zijn, maar toch niet voldoen aan de verwachtingen van de patiënt. De vraag is dan of de operatie wel geslaagd is.
Een komedie uit 1941 van Ary den Hertog droeg de titel ‘Operatie geslaagd’, hetgeen toen in de volksmond al werd aangevuld met ‘patiënt overleden.’ De uitdrukking was toen al ruim gekend. De oudste Nederlandse vindplaats tot nu toe dateert dan ook van 1935.
Mogelijk gaat ze terug op de titel van een volkstoneelstuk. Evengoed kan ze ontleend zijn aan het Engels. 'The operation was succesful - but the patient died' vinden we reeds terug in de ‘The Dutch shoe mystery’ (1933) van detectiveschrijver Ellery Queen.
In het Duits zegt men: 'Operation gelungen, Patient tot'. Bij onze oosterburen is de oudste vindplaats er ééntje uit 1963: Marion Gräfin Dönhoff: ‘Die Bundesrepublik in der Ära Adenauer’. En in 1974 ging in Duitsland de film ‘Operation gelungen, Patient tot’ van de Italiaanse regisseuse Lina Wertmüller in première. De originele Italiaanse titel luidde: ‘Tutto a posto e niente in ordine.’ Ook de film ‘Young doctors in love’ werd in 1982 in Duitsland uitgebracht onder bovenstaande titel.
In het Amerikaans-Engelse slang wordt dergelijke situatie treffend verwoord door het begrip SNAFU: Situation Normal, All Fucked Up. De uitdrukking is dus veel internationaler dan we denken.

21 januari 2009

Duuuh!

“Te weinig uitdaging? Dûh, wat een cliché!”
Zomaar een zinnetje dat we in 2008 uit het tijdschrift HP/ De Tijd plukten.
Onder jongeren is ‘duuuh’ (langgerekt uitgesproken) al een tiental jaren een uitroep van verbazing of weerzin tegenover de domheid van een eerder gemaakte opmerking. Het betekent zoiets als: ja, dat weet ik ook; vertel mij wat! Duuh! wordt als dooddoener gebruikt wanneer iemand iets banaals wil toevoegen aan een conversatie. Wanneer je iets volslagen belachelijk vindt, zeg je wel eens met gespeelde verbazing: ‘hallo!’ of ‘ja, dag!’ Aan dit rijtje kan nu ook ‘duuuh’ worden toegevoegd. Het is wat je met een geleerd woord ‘een onomatopee’ noemt: een woord dat gevormd werd door klanknabootsing.
Volgens sommigen is het afkomstig uit het Amerikaans-Engelse stripjargon. Van dat stripjargon ben ik niet zeker maar in ieder geval werd deze uitroep al in 1943 in de VS opgetekend.
Bij ons dook ze voor het eerst op in de tweede helft van de jaren negentig.

15 januari 2009

De Oslo-confrontatie.

In een aflevering van de succesvolle Britse politieserie ‘Waking the dead’ viel de term ‘Oslo-confrontatie’. Het gaat om een bij de politie toegepaste techniek, nl. het confronteren van een getuige met een groep proefpersonen, waaronder de verdachte van een misdrijf (iemand die voldoet aan een signalement). De getuige moet dan kijkend door het zgn. confrontatieglas, een in één richting doorzichtige ruit, de dader aanwijzen tussen een aantal onschuldigen. Deze herkenningstest werd voor het eerst toegepast in 1933 in Oslo.
Procureur-generaal Haakon Sund legde daar de voorschriften van de confrontatie vast. Eén van de regels is bijvoorbeeld dat de politieagent die de getuige begeleidt niet mag weten wie de verdachte in de rij is. Op de methode is echter al heel wat kritiek gekomen. Volgens sommigen zou het voor de slachtoffers te emotioneel zijn. Ze zouden bovendien al eerder opsporingsfoto’s op televisie hebben kunnen zien. Wanneer een verdachte zijn haardracht verandert, wordt een Oslo-confrontatie trouwens onmogelijk. De term wordt blijkbaar alleen in Nederland (en België?) gebruikt. Bij de politie is ook sprake van een ‘line-up’ of gewoon een ‘confrontatie’.
In 1994 werd bij de Arnhemse rechtbank de ‘Nijmegen-confrontatie’ (videobeelden, bijvoorbeeld van een bewakingscamera) aanvaard als bewijs bij verkrachtingszaken.
Oslo-confrontatie werd opgenomen in het Jaarboek Taal 2007 van Van Dale. Vrij laat dus want in de digitale persbestanden duikt het al in 1990 op maar in politiekringen is het zonder twijfel al veel langer gangbaar.

10 januari 2009

Tia Hellebaut-sprong.

Bij alle commotie rond de nieuwe woorden van het voorbije jaar wordt wel eens uit het oog verloren dat ook uit Vlaanderen neologismen komen.
In ‘Woord van het jaar 2008’, uitgegeven bij Van Dale lijkt het wel of de samensteller, Ton den Boon, nooit gehoord heeft van ‘canapébenoeming’ en ‘Tia Hellebaut-sprong’.
In 2008 kon je de laatste maanden nochtans geen enkele Vlaamse krant openslaan zonder op deze termen te stuiten. Ze verwijzen beide naar de zaak-Koekelberg die hier veel pennen in beweging bracht en veel journalisten hun messen liet wetten.
Nu even bij de les blijven, Nederlandse lezertjes! Kwestie van jullie kennis van het Zuid-Nederlands (ook wel het Vlaams in de spreektaal) wat bij te spijkeren.

Uit het rapport van het Comité P (dit is het controleorgaan voor de politiediensten in België) bleek dat commissaris-generaal Fernand Koekelberg in de fout was gegaan toen hij twee politiesecretaresses vorig jaar een superpromotie bezorgde zonder dat de betrokkenen daarvoor de nodige examens dienden af te leggen.
In politiekringen gebruikt men hiervoor de term ‘Tia Hellebaut-sprong’, naar de Olympisch kampioene van het hoogspringen, Tia Hellebaut. Het slaat op een sprong van niveau C naar niveau A41 (de op één na hoogste weddeschaal van het openbaar ambt), m.a.w. een promotie waarvoor bij anderen vele jaren ervaring, opleidingen en examens vereist zijn. Volgens critici werd er een loopje genomen met de reglementering binnen de federale politie.
De jenevertelegraaf had het bovendien al snel over een 'canapébenoeming': Koekelberg en één van zijn secretaresses ‘zouden’ een relatie gehad hebben. Over de finesses van deze zaak zullen we het hier verder niet hebben (daar zijn politieke blogs voor) maar in het kort komt het hierop neer: het hoofd van de commissaris-generaal werd op de offerblok gelegd. Er werd een tuchtprocedure tegen hem gestart en een vervroegde evaluatie lijkt in het verschiet. De minister van Binnenlandse Zaken, Patrick Dewael, kreeg in de pers bakken kritiek over zich, de oppositie eiste zijn vel. De 'Tia Hellebautsprong' van de twee secretaresses werd door hem ongedaan gemaakt. Hun loonschaal is inmiddels niet meer dezelfde: een klont boter uit de pap.

Niemand kon in 2008 over deze kwestie heenkijken. Het was een ‘hot item’. En toch: in de lijstjes met neologismen van het voorbije jaar vind je geen van beide termen terug. Zéér merkwaardig. Alsof één Vlaming ooit het woord ‘swaffelen’ (in de huidige betekenis) zou gebruikt hebben.

05 januari 2009

Googlegänger.

Is er één surfer op het internet die zichzelf nog nooit heeft gegoogeld?
Het bedrijf Google werd in 1998 opgericht (door de studenten Larry Page en Sergey Brin) en nog geen jaar later werd in Amerika het werkwoord ‘to google’ geïntroduceerd: informatie snel opzoeken met behulp van een zoekmachine, of die nu Yahoo of Google heet.
Het wijst alleen maar op de snelle groei en populariteit van deze ‘search engine’. Marketingmensen riepen Google in 2002 al uit tot merk van het jaar (voor topmerken als Coca-Cola en Starbucks en dat zegt wat!).
In Nederland was ‘googelen’ (uit te spreken met een zachte ‘k’: koekelen) in 2003 één van de vele nieuwe termen die verkiesbaar waren voor Woord van het Jaar 2003 (eigenaardig genoeg werd het al in 2000 opgetekend in een Nederlandse tekst).
Naar het schijnt zou googelen vooral populair zijn onder daters. Zo weet je voor de eerste ontmoeting alles al van een potentiele kandidaat. Erg handig. De naam Google is een variant van het woord ‘googol’. Dit laatste is de aanduiding voor een 1 met honderd nullen. Hieruit moet de bedrijfsmissie blijken om alle informatie van de wereld toegankelijk en nuttig te maken. Ondertussen heeft dit werkwoord de meeste Nederlandse woordenboeken al gehaald, zo ook de laatste Van Dale. Tegenwoordig doen allerlei afleidingen de ronde.

Er zijn mensen die het helemaal niet prettig vinden dat vreemden informatie over hen kunnen vinden via de populaire zoekmachine. Daarom proberen zij deze gegevens op internet onvindbaar te maken. De zoekresultaten worden door hen gemanipuleerd. De informatie wordt hierdoor niet meer geïndexeerd door de zoekmachine. Dit wordt ‘ontgoogelen’ genoemd, een neologisme dat waarschijnlijk bedacht werd door het Tros-consumentenprogramma Radar.
Een fenomeen dat in 2002 voor het eerst opdook was dat van de ‘googlebom’. In 2006 hadden de Nederlandse media er veel aandacht voor toen bleek dat wanneer je via Google zocht op de term ‘vreemdelingenhaat’ je automatisch als eerste link de website van voormalig minister (van vreemdelingenzaken) Rita Verdonck kreeg. Internetpiraten aan het werk? Nee, gewoon het werk van een groot aantal webloggers. Google indexeert webpagina’s door te kijken naar hyperlinks naar andere websites. Dergelijke Googlebommen wijzen op misleiding van de zoekmachine, waarbij een bepaalde zoekterm gekoppeld wordt aan een specifieke website.

Het aantal samenstellingen met Google groeit, ook in onze taal. Van Dale kent nog de ‘googlemoslim’ (een orthodoxe moslim of moslima die niet zozeer naar de moskee gaat als wel het internet raadpleegt om zijn of haar geloof te beleven) en ‘googlificatie’ (verschijnsel dat de toegankelijkheid van informatie steeds sterker bepaald wordt door de mate waarin die informatie ontsloten is door zoekmachines, m.n. door de zoekmachine van Google).
In Groot-Brittanië werd in 2007 de ‘Googlegänger’ geïntroduceerd: een naamgenoot die opduikt als Googlehit wanneer je jezelf googelt. Het kan iemand zijn die al lang wijlen is maar wiens bestaan voor eeuwig in leven wordt gehouden in het grote historische archief van het web.
Niet goed voor het moreel van de egosurfers onder ons. Googlegänger werd dan ook gevormd naar analogie van het Duitse Doppelgänger.

01 januari 2009

2008 in twee woordenboeken.


2008 zit er weer op. Hopelijk was het voor u een ‘Grand Cru’-jaar beste lezer en geen annus horribilis. In de beleving van de man in de straat was ‘kredietcrisis’ wellicht hét woord van het jaar (alle swaffelhysterie ten spijt). Voor mij was ‘rommelhypotheek’ het meest kenschetsend voor 2008. Geen van beide woorden is echter terug te vinden in ‘Woord van het jaar 2008’, uitgegeven bij Van Dale.
In Groot-Brittannië lag ‘credit crunch’ het voorbije jaar op ieders lippen. Ook daar zoek je tevergeefs naar in ‘Words of the Year’ van de Britse taaldeskundige Susie Dent (populair vanwege haar Channel 4-optredens). Mogelijk zijn de hierboven genoemde termen te saai om een stukje over te schrijven. Bang dat de lezers in slaap zullen vallen? Zowel Van Dale Uitgeverij als Oxford University Press gooiden een paar maanden geleden een handzaam -maar vooral luchtig- boekje op de markt over de woorden die het voorbije jaar kenmerken. Niet dat er geen sporen van de economische crisis zijn terug te vinden in deze smaldeeltjes.
Het boekje van Van Dale, samengesteld door Ton den Boon, vermeldt bijvoorbeeld wel: agro-inflatie; bankencrisis; bankendomino; Bosbank en giftige lening. De Amerikaanse presidentsverkiezingen konden uiteraard niet ontbreken in een jaaroverzicht. Obamania en Palinmania, het zijn twee woorden die een tijdje de kranten haalden maar volgend jaar alweer vergeten zullen zijn. Het zijn ééndagsvliegen maar ze zeggen wel iets over de hallelujahstemming in de VS en elders in de wereld voor twee presidentskandidaten. En ze zeggen nog meer over de ‘populariteit’ van George W. Bush (een man met wiens blunders of versprekingen al een heel woordenboek kan gevuld worden).
In het boekje van Susie Dent geen gebenedijd woord over de ‘elections’. Kan moeilijk anders. Het voorwoord werd afgesloten op september 2008. Hoezo ‘Words of the Year’? Opmerkelijke neologismen hier zijn o.a.: adventure running; boytox; ecotown; freemale; junk sleep; latte liberal; Ninja loan; shopdropping en webcom.
Mevrouw Dent slaat meteen mea culpa in haar voorwoord: ze geeft toe dat slechts 1 % van alle nieuwe woorden het woordenboek haalt. Haar werk bestond uit het zoeken naar die termen die zich aan de periferie van het woordenboek-Engels bevinden, die net kopje onder duikelen. De vergelijking met oude singles in de hitlijsten is dan ook niet vergezocht. Volgens Dent verdienen deze ‘neologismen’ een tweede blik. Eigenlijk suggereert mevrouw hiermee dat haar boekje na een jaar in de versnipperaar kan. Hetzelfde kan wellicht gezegd worden van het boekje van Ton den Boon. Beide auteurs zijn echter eerlijk genoeg om toe te geven dat het hier om luchtig ‘doorkijkje’ van taaljaar 2008 gaat. Bovendien zijn de twee boekjes erg prettig en onderhoudend geschreven. Voor wie er pap van lust: Van Dale. Woord van het jaar 2008. ISBN 978 90 6648 9677 Susie Dent: Words of the year. ISBN 978 0 19 955199 6